Mijn maag draaide zich om en mijn schouders gingen heen en weer. Mijn hoofd had geen keus en ging mee in de beweging. Het voelde alsof er iets spannends stond te gebeuren, of dat er al iets spannends gaande was. Ik zat geknield en legde mijn handen neer op de grond, om houvast te krijgen en bemerkte dat deze grond van houten planken was. De ruimte was donker en een klein licht scheen door een kier, stof danste door het streepje licht. Het leek wel een hut, waar ik me bevond.
Waar kwam toch deze misselijkheid vandaan? Was ik ziek? Moest ik maar stoppen met afstemmen? Ik was nog maar net begonnen met de afstemming, op dit jongetje. De naam van het kindje noteerde ik links bovenaan en daarachter zijn geboorte datum. Wonderlijk hoe de naam overeen kwam met zijn geboortedatum. Dat valt me steeds meer op, dat de letters van een naam niet anders kunnen dan bij een bepaalde geboortedatum horen. Ik had zijn eigenschappen gevoeld en genoteerd in de eerste alinea en nu was het tijd om dieper in zijn verhaal te gaan. Ik mocht het ontastbare contact gaan maken, waar ik het jongetjes zou gaan spreken en de omgeving waar hij zich ophield mocht gaan zien. Maar nu leek ik ziek te worden.
Wat doe je? hoorde ik. Ben je ziek? Moet je kosten? Een klein jongetje met een eigenwijze pluk haar keek me bezorgd aan, maar bij de vraag of ik misschien moest overgeven wreef hij zich ondeugend in zijn handjes. Huh? Kon ik alleen maar uitbrengen. Ik begreep het niet en voelde me steeds zieker worden. Kan er misschien een luikje open? Vroeg ik aan het jongetje. Ik moest lachen om mezelf. Was ik nu ziek in de tastbare wereld of de ontastbare wereld? En zou het dan werkelijk helpen om een raampje te openen? Hoe dan ook, op de plek waar ik was en waar ik voelde had ik behoefte aan lucht en dit lieve jongetje gaf me dit door een luikje te openen. Ik kroop op handen en voeten er naartoe en de frisse lucht zorgde voor herstel. Totdat ik mijn ogen eens goed de kost gaf.
Opnieuw kwam het gevoel van spanning en een knoop in mijn maag, maar nu kon ik zien waar het vandaan kwam. Mijn angst voor hoogten was op komen zetten. Ongelooflijk, dacht ik. Ik was in de niet tastbare wereld van dit jongetje en bevond me in een boomhut, hoog van de grond en zelfs hier had ik te maken met mijn hoogtevrees die ik normaal enkel ervaar in de “gewone” wereld.
Ben je bang? Vroeg het jongetje. Nee, antwoordde ik. Ik heb het niet zo op hoogtes, maar ik ben niet bang. Er zal vast een reden voor zijn, dat we hier op deze extreme hoogte moeten zijn. En dat mag je me vertellen. Ik zal graag naar je luisteren.